top of page
Writer's pictureYu Zhe

Nederlands niveau 2 - Vind jij dat ook fantastisch?


在具备了荷兰语初级水平后,在进入第二级别荷兰语时,需要大量补充词汇,并且需要用荷兰语学习新的词汇:

1. Substantieven

 

Gerecht (het): De schotel

Ze hebben een lekker gerecht met kip klaargemaakt

Handtas (de): Een tas (voor vrouwen) om dingen in mee te neme, zoals geld, sleutels, make-up, zakdoekjes, ...

Ze heeft een mooie handtas gekocht voor het feest.

Kurkentrekker (de): Een instrument om de kurk uit een fles te halen.

Waar is de kurkentrekker? Ik wil graag een glassje wijn drinken.

Land (het): Belgie is een klein land.

Schilderij (het): Een kunstwerk dat een schilder met verf maakt.

Schilderijen van bekende schilders kosten heel veel.

Strand (het): Een strook met zand direct naast het water van de zee.

In de zomer zonnen mensen op het strand.

Uitstapje (het): Een korte reis, meestal van 1 dag/namiddag.

In het weekend maken we uitstapjes naar een of andere stad.

Zand (het): Hele fijne korrels. Veel zand samen vormet een strand.

Aan de zee spelen kinderen graag met zand en water.

Zonsondergang (de): De zon gaat 's avonds onder.

Veel mensen genieten van een romantische zonsongergang op het strand.

Zonsopgang (de): De zon komt 's moregens op.

Hij heeft een zonspogang geschildered.

2. Adjectieven en adverbia

 

Boeiend: Interessant.

Dat is een heel boeiende documentaire!

Enorm: Heel groot, heel veel, heel mooi, ...

We hebben enorm gelachen.

Erg: 1) Heel, zeer

Het is een erg leuk feest.

2) niet leuk, zwaar, serieus

Mijn ouders hebben een ongeval gehad. Oh, is het erg?

Flauw: 1)iets met weinig smaak.

Je moet meer kruiden op het eten doen. Het smaakt een beetje flauw.

2)niet leuk, niet grappig

Pff, dat is een flauwe mop, ik kan er niet mee lachen.

Gewoontjes: Niet speciaal, alledaags.

Of ik haar jurk mooi vind? Nee, ik vind hem maar gewoontjes.

Handig: 1) iemand is goed met de handen.

Een temmerman moet handig zijn.

2) iets is gemakkelijk, je kan het goed gebruiken.

Een kurkentrekker is handig om een fles wijn open te doen.

Lawaaierig: Wanneer iets veel lawaai, geluid maakt. Waneer er veel geluid, lawaai is.

Een stad met veel inwoners is een lawaaierige stad.

Nogal: Tamelijk, vrij. Meer dan ‘een beetje’, minder dan ‘heel’.

Ik g niet meer naar de film, ik ben nogal moe.

Nuttig: Je kan het goed gebruiken.

Je wil veel boodschappen doen. Dan is een auto wel nuttig.

Onnozel: informeel, dom, idioot.

Hij vindt veel speeletjes op de tv onnozel.

Ordinair: vulgair.

Ik hou niet van ordinaire mensen.

Ouderwets: Niet modern.

Het huis van mijn grootouders heeft heel ouderwetse meubels.

Prachtig: Heel mooi, schitterend

Dit is een prachtig horloge. Waar heb je het gekocht?

Schitterend: Prachtig, fantastisch

Proficiat! Dat heb je scitterend gedaan.

Spectaculair: Bij iets wat spectaulair is, zijn mensen verrast.

Op de autoweg is er een spectaculair ongeval gebeurd. Er zijn 25 auto’s tegen elkaar gebotst.

Stevig: Van een goede kwaliteit, sterk.

We hebben stevige schoenen nodig voor onze bergvakantie. Hij vertrekt voor 2 jaar naar het buitenland. Ze nemen elkaar dus nog eens stevig vast.

Tamelijk: Vrij, nogal

Ik denk dat mijn examen tamelijk goed gegaan is.

Veilig: Er is geen gevaar, geen risico

Vind je het verkeer in Belgie veilig?

Verschrikkelijk: Dat kan je zeggen van iets heel positief or heel negatief.

We hebben verschrikkelijk gelachen met zijn verhaal!

Hij was verschrikkelijk bang van de storm.

Vrij: 1)niet bezet, niet bezig

Is deze stoel vrij?

Ben je vrij in het weekend?

2)tamelijk, nogal

Ik ben vrij zeker van het antwoord.

Zalig: Heerlijk, aangenaam

We hebben een zalige vakantie in Spanje gehad.

bottom of page