top of page
Writer's pictureYu Zhe

Nederlands Niveau 2 - Wat een wijze stad!


Substantieven

Afstand (de): De ruimte tussen 2 plaatsen/objecten/personen

Hoe groot is de afstand tussen de aarde en de zon?

Bezienswaardigheid (de): De plaats die mensen (toeristen) in een stad zeker moeten bezoeken.

de bezienswaardigheden (plur): Toeristen nemen foto’s van alle bezienswaardigheden.

Bouwstijl (de): De manier van bouwen. Het hangt af van de periode en de architect.

De bouwstijl van deze kathedraal is gotisch.

Collectie (de): De verzameling.

Hij heeft een grote collectie ouden muntstukken.

Geschiedenis (de): Alles wat we over vroeger weten, wat vroeger gebeurd is.

De weereldoorlogen zijn belangrijke momenten in geschiedenis.

Keuken (de): 1) De plaats in je huis waar je kookt.

Zij maken het avondeten in de keuken.

2) De stijl/smaak van het eten.

Hou jij van de Franse of de Italiaanse keuken?

Kunst (de): Wat een artiest, een kunstenaar maakt.

Hou je van junst?

Kunstenaar (de): Een artiest, iemand die kunst maakt.

Wat mooi! Van welke kunstenaar is het?

Middeleeuwen (de): De periode in de geschiedenis tussen de Oudeheid en deNieuwe Tijd.

In de middeleeuwen was de pest een gevaarlijke ziekte.

Museum (het) - de musea (plur): Een gebouw met objecten van culturele waarde.

Het SMAK is een bekend museum in Gent.

Stadsplan (het): De plattegrond van een stad, een stratenplan.

Met het stadsplan vindt hij gemakkelijk de weg naar het station.

Tentoonstelling (de): De expositie.

In veel musea zijn er permanente tentoonstellingen.

Uitzicht (het): Wat je ziet vanaf een bepaald punt.

Kom hier staan! Het uitzicht is fantastisch!

Verblijf (het): De situatie van ergens een tijdje blijven.

Tijdens zijn verblijf in Gent heeft hij veel van de stad gezien.

Zakgeld (het): Geld dat kinderen van hun ouders krijgen.

Hoeveel zakgeld krijg jij per week?

Adjectieven en adverbia

Beroemd: Op een positieve manier bekend zijn.

Op het filmfestival zij je veel beroemde acteurs.

Dagelijks: Van elke dag.

Hij maakt dagelijks een lange wandeling.

Zijn dagelijkse wandeling duurt een uur.

Eigen: Van jezelf, niet van een andere persoon.

Wacht niet op mij. Ik ga met mijn eigen auto.

Gezellig: Aangenaam, met een leuke sfeer.

Een restaurant met kaarsjes op de tafel vind ik gezellig.

Plezant: Dat zegt men in Belgie voor: leuk.

Ik heb op reis veel plezante mensen ontmoet.

Tof: Informeel voor: leuk.

Dat is echt een toffe persoon!

Verschillend: Niet gelijk, niet identiek.

In Belgie wonen veel mensen van verschillende culturen.

Waterdicht: Het water kan er niet in/door.

Ik loop niet door het water hoor! Mijn schoenen zijn niet waterdicht.

Wijs: 1) verstandig

Ik heb dat gehoord van een wijze, oude man.

2) In Oost-Vlaanderen ook tof.

Het feestje gisterenavond was wijs!

Verba

Beluisteren: Luisteren naar.

Ik heb het liedje al 3 keer beluisterd, maar ik begrijp nog niet alle woorden.

Bezoeken: 1)Naar een persoon gaan om hem te zien of spreken.

Ik bezoek vanavond mijn beste vrienden.

2) Naar een plaats gaan om iets te zien, te leren, …

Ik heb gisteren een interessante tentoonstelling bezocht.

Op bezoek gaan/komen bij: Dit gebruik je alleen voor personen.

Volgende week ga ik op bezoek bij mijn vriendin, want vorige maand is zij bij mij op bezoek gekomen.

Genieten van: Plezier hebben van

Wij hebben in het weekend van de rust genoten.

Nodig hebben: Je moet iets/iemand hebben om iets te kunnen doen.

Ik heb sterke mensen nodig voor de verhuis.

Verlichten: Licht schijnen op, licht geven aan.

De stad Gent verlicht zijn mooiste bezienswaardigheden.

bottom of page